top of page

Koesterverhaal van Herman

_DSC1971.jpg

Welk verhaal schuilt er achter je object?

Mijn object is een klein, eenvoudig kruisje. Al 25 jaar heb ik het alle dagen bij mij. Hier liggen er nu een paar op tafel, maar het kan om het even wel kruisje zijn. Het is vervangbaar als object en niet gebonden aan een bepaalde persoon. Ik ben gelovig en het geloof is altijd heel belangrijk geweest voor mij. Ik ben nu 67 jaar, en als ik mijmerend terugblik op de voorbije decennia zijn er zowel positieve als negatieve dingen gebeurd. Zoals bijvoorbeeld een burn-out, dat is negatief, ja, maar geen negatief toeval! Ik heb gaandeweg in het leven ontdekt dat toeval niet bestaat. Voor mij heeft alles een zin en een plaats.

 

Ik kan en wil niet geloven dat hoe ik mijn vrouw heb leren kennen toeval zou zijn geweest. We studeerden beide Germaanse filologie, maar het bleek voor elk van ons een verkeerde keuze. En dat bedoel ik nu met dat er geen toeval is, ik zat op de verkeerde plaats en zij zat op de verkeerde plaats, maar we zaten wel samen op de verkeerde plaats. Het ging vrij vlug in onze gesprekken over geloof en bezinnen en de plaats van God in haar en mijn leven. Dat heeft ons toen verbonden, en dat is nog steeds het meest verbindend tussen ons. Het geloof heeft bij elk van ons zijn eigen weg gevolgd. Er is een tijd geweest dat we samen baden, met het gezin ook. Maar we laten elkaar daar al vele jaren vrij in. Nu is die geloofsbeleving persoonlijker geworden. We hebben, elk apart, onze gebedsmomenten en onze eigen manieren van bidden.

_DSC1968.jpg

"Ik pakte dan mijn kruisje eens vast, hield het stevig in mijn hand. Je zou het “overgave” kunnen noemen. En dan … gebeurde er iets, ineens zag ik iets: een weg(getje) dat ik moest inslaan. Dat had ik daarvóór helemaal niet gezien, maar nu, ineens, tijdens of na het vasthouden van het kruisje, ‘zag’ ik het!"

Herman

Hoe koester je het?

Het kruisje zelf is het symbool van het geloof en ook een houvast. Ik heb in mijn leven heel wat moeilijke momenten meegemaakt, waarop ik dacht: “Dit kan ik écht niet zelf oplossen.” Vroeger heb ik begeleiding gedaan bij mensen met autisme. Als ik het vergelijk met mijn collega’s dan is het voor mij altijd meer een roeping geweest (een oubollig woord, maar zo is het wel voor mij), dan “werk.” Ook als gepensioneerde blijf ik heel graag contact houden met personen met autisme, ofwel als vrijwilliger in een vereniging of gewoon als vriend. Ik zou dat een geschenk durven noemen, één van de vele kleine en grote wonderen in mijn leven. Ik kan het niet verklaren, maar het is zeker ook geen toeval! Er zijn enorm veel kleine wonderen in mijn leven gebeurd. Het is vaak ’s avonds dat ik denk aan iets positiefs: “Dit is absoluut niet mijn verdienste, ik herken dat gewoon niet in mezelf. Er moet een andere bron zijn, dat geloof ik ten stelligste! Dat kan je alleen maar dankzij God.” Op moeilijke momenten kreeg paniek geen kans, omdat ik geloofde: “Hier kom ik uit, zeker weten! Ik heb God bij mij”. Ik pakte dan mijn kruisje eens vast, hield het stevig in mijn hand. Je zou het “overgave” kunnen noemen. En dan … gebeurde er iets, ineens zag ik iets: een weg(getje) dat ik moest inslaan. Dat had ik daarvóór helemaal niet gezien, maar nu, ineens, tijdens of na het vasthouden van het kruisje, ‘zag’ ik het!  Dat houdt me op de grond, als het ware bij de bron. Dergelijke wonder-ervaringen heb ik te vaak gekregen om ze te ontkennen. 

 

Spreek je erover met anderen?

Heel weinig mensen weten dat ik zoveel waarde hecht aan dit kruisje, dat het voor mij een tastbare verwijzer is naar mijn geloof.  Ik kan op mijn hand het aantal mensen tellen, met wie ik daarover kan praten. Op mijn werk wist niemand dat ik altijd een kruisje bij mij had. Terwijl dat misschien wel betekenisvol had kunnen zijn. Op vele vragen van collega’s had ik eigenlijk moeten antwoorden: “Wat me vooral geholpen heeft om een goede begeleider te zijn is mijn geloof in de genade van God” (weer een ouderwets woord, maar ik ken er geen ander woord voor). Maar … ik zei andere dingen, die dikwijls moeten geklonken hebben als iets wat ik aan mezelf toeschreef. Dit kon regelmatig erg wringen bij mij!

 

Wat sommige collega’s wél wisten en weten, was dat ik soms een paar dagen naar de abdij van Westvleteren ga. Dat ik het af en toe nodig heb om mij terug te trekken. Ze vragen dan of ik naar de diensten ga. “En wat zit jij daar dan te doen?” Dan vertel ik een beetje, ben bang niet begrepen te worden. Ik wil niet als een weirdo bekeken worden, of als iemand die zich superieur waant. Getuigen van mijn geloof (mijn kruisje tonen) is heel moeilijk voor mij. 

 

Als ik een aantal dagen niet gebeden heb in mijn man-cave of op een ander moment, dan moet ik bij mezelf erkennen: “Herman, jong, je begint jezelf weer op de voorgrond te zetten. Je denkt dat je het allemaal zelf (aan)kunt, dat je het in handen hebt.” En daar word ik gewoon ongelukkig van. Ik voel bij mezelf: zó in het leven staan, dat is niet voor mij. Ik moet gekregen dingen niet aan mezelf toeschrijven.

 

Zou je zonder je kruisjes kunnen?

Nee, maar het is ook niet iets dat ik kan verliezen. Van 2 stokjes kan je al een kruisje maken. Het is niet per se het voorwerp dat ik bij me wil hebben, maar wel waar dit naar verwijst, dus …  Het symbool van het kruisje zorgt ervoor dat ik weet dat ik hier niet alleen rondwandel, dat er Iemand is, die over mij waakt, mijn Gids is, maar mij tegelijk ook liefdevol vrij laat. 

Waar bewaar je het object?

Ik vind het belangrijk dat ik het symbool van een kruisje niet kan verliezen. Het past wel bij mij dat het kosteloos is, dat je het letterlijk mag verliezen, want figuurlijk verlies je het eigenlijk nooit. Toen ik de vraag van Marlies kreeg welk object ik koester, dacht ik eerst: “Ik neem mijn trouwring.” Maar meteen daarna ook: “Stel dat ik die ring verlies.” Die schrik geeft eigenlijk aan dat ik er materieel te sterk aan gebonden ben. Dat is eigenlijk niet gezond. 

 

Voor mij is het kruisje het meest waardevolle voorwerp, omdat het een constante betekenis heeft. Het is dagelijks, en meerdere malen op een dag,  een verwijzing naar God die mij beter kent dan ik mezelf ken en die mij nabij is. Het is ook voor mij de reminder dat ik niet alleen ben. Ik ben gewoon een kind van God en Hij is er altijd. 

 

Ik steek het kruisje altijd in mijn broekzak. Ik heb ooit meegemaakt in het koor dat het kruisje op de grond viel, bij het uithalen van mijn zakdoek. Toen ben ik wel echt geschrokken, dat herinner ik me nog levendig. Gelukkig had men niet gezien uit wiens zak het was gevallen. Op één of andere manier heb ik dat dan terug kunnen bemachtigen, maar ze hebben nooit geweten dat het van mij was. Dat “oef”-gevoel is nog maar eens een teken van hoe klein mijn geloof is, vind ik.

 

Toen een vriend 60 jaar werd, nodigde hij een heel diverse groep mensen uit. Op een bepaald moment sprak hij iedereen toe: hij bedankte iedereen, vooral zijn vrouw en kinderen, en … ook God – alsof dat de normaalste zaak van de wereld was! Ik vond dat zó sterk van hem, en heb hem dat ook gezegd. Aan hem kon ik zeggen dat ik altijd een kruisje bij mij heb. Hij heeft dat niet, maar hij weet dat ik gelovig ben en wat dat betekent voor mij. Dat kan ik met hem delen, en ik weet dat hij het niet zomaar zal afketsen. Ik wil gewoon niet met de vinger gewezen worden. Maar ja, buiten die zeldzame momenten, zoals dit gesprek, scherm ik het dus af. Ik loop er niet mee te koop, net omdat het zo waardevol is. Maar ik ben er dus niet trots op dat ik daar niet voor durf uit te komen. 

 

Ik heb wel goede vrienden, die duidelijk niet-gelovig zijn, maar toch respect hebben voor de betekenis van het geloof in mijn leven. Met hen zou het in een gesprek wel eens daarover kunnen gaan. Maar naar mijn aanvoelen is het altijd een gesprek waarbij je een beetje naast elkaar praat. Het gaat niet echt verder dan het weten en respecteren. Het luisteren-om-ten-volle-te-begrijpen blijft erg beperkt. Ik moet daar ook niet meer van verwachten, vind ik. Ook ik moet én wil respect hebben voor hun levensovertuiging. Zo zal ik, als iemand verdriet heeft, niet zeggen: “Ik zal voor je bidden, dat Hij je de kracht geeft, die je nodig hebt …”. Nee, mijn troostende woorden voor de rouwende persoon zullen niet “gelovig” klinken. En ik zal al zeker mijn kruisje niet boven halen.

 

In mijn kamertje heb ik een bid hoekje geïnstalleerd met o.a. ook een foto van de kerk van West-Vleteren. De foto is genomen op de plaats waar je als gast de diensten bijwoont. Zo kan ik me thuis dus voorstellen dat ik samen met de monniken aan het bidden ben, en voel ik me een beetje verbonden met mensen, die van hun ganse leven een getuigenis van hun geloof maken.

Stel dat ik mijn vrouw overleef, wat wellicht niet zal gebeuren, dan zou ik zoeken of ik niet de rest van mijn leven in een klooster kan verblijven. 

 

Hoe zou dat voor jou voelen als er na jouw overlijden verteld wordt over je geloof en je connectie met God? 

Dan zou ik dat heel graag hebben, dat is voor mij het voornaamste. Ja, als ik de reacties niet meer zou moeten incasseren, dan mag iedereen dat weten: dat ik een zoekende gelovige was, dat ik altijd een kruisje bij mij had, dat dat, een groot deel van mijn leven, voor mij hét voorwerp was!

bottom of page